Vooys Leest

 

Lezen is heerlijk en dat mag geuit worden. Vooys laat eens in de zoveel tijd een redactielid aan het woord over het schrijfsel waarin hij of zij zich die week verdiept. Deze week: wat leest Sophie?

Als kind zette ik voor het moment dat de leeuw de antilope zou grijpen de televisie uit. De antilope leefde in het laatste beeld dan nog en aangezien ik de uitkomst van haar vlucht niet had gezien, zou ze net zo goed ontsnapt kunnen zijn aan de klauwen van de leeuw. Door het uitzetten van de televisie of het veranderen van de zender greep ik zelf in om het lot van de antilope te veranderen, aangezien de cameraman tot mijn verbijstering helemaal niets deed. Eenzelfde gevoel overkwam mij tijdens het lezen van de roman Het uur van de ster (1977) van de Braziliaanse auteur Clarice Lispector.

In Het uur van de ster wordt de zogenaamde auteur, Rodrigo S.M., aan het woord gelaten. Hij schrijft de roman en de lezer leest als het ware mee met zijn proces. In het eerste deel van de roman verantwoordt Rodrigo S.M. zich voor het schrijven van het verhaal. De lezer zal nog 26 pagina’s moeten wachten tot dit verhaal ook uiteindelijk begint. Rodrigo wijdt op een onsamenhangende en vaag-komische manier uit over de redenen van zijn schrijven, de titel, de woorden van het verhaal, de stijl en vooral over zichzelf; “Neem me niet kwalijk maar ik ga nog even door over mezelf”. Rodrigo S.M. stelt zich op als specialist in het schrijven, maar hij lijkt evenmin niet helemaal te weten waar hij mee bezig is. Dit blijkt reeds uit de 14 titels die hij aan het verhaal geeft op de titelpagina. Rodrigo heeft echter keus: het verhaal dat hij wil schrijven heeft zich als het ware aan hem vastgeklampt. Het betreft het verhaal van de arme typiste Macabéa. Macabéa is lelijk, Macabéa is arm, Macabéa leeft op broodjes knakworst (‘Wat eet je?’ ‘Hotdogs.’ ‘En verder?’ ‘Soms een broodje worst.’) Het leven van Macabéa schijnt van ongelukkig naar ongelukkiger te gaan, maar omdat ze op de radio heeft gehoord dat ze gelukkig moet zijn, is ze gelukkig.

Het verhaal kabbelt voort: de humor en de manier van schrijven blijven interesseren. Macabéa graast hier en daar wat en voert verder niet veel uit, gelijk een antilope. De leeuw komt in de vorm van een gele mercedes. Macabéa heeft zojuist gehoord van een waarzegster dat ze een knappe buitenlander zal tegenkomen en rijk zal worden. De lezer haalt eindelijk gerust adem; het zal eindelijk goed met haar komen. Op weg naar buiten wordt ze aangereden; het is nog geen dodelijk ongeval. Rodrigo weet immers niet of ze eigenlijk wel dood zal gaan: “Gaat Macabéa misschien sterven? Hoe moet ik dat weten?”. Rodrigo is de cameraman, die ik nooit begreep. Hij zou telkens kunnen ingrijpen in het erbarmelijke leven van Macabéa, maar hij schijnt evengoed als de lezer verrast te zijn door haar lot.