Toekomst zonder glazen bol op het jubileumevenement van Vooys

Op een zonnige dinsdagavond in april stap ik binnen in Janskerkhof, Utrecht, waar ik al snel de rest van de redactie ontmoet. Het is de langverwachte avond waarop het eerste Vooys-evenement van het jaar plaatsvindt. Dit keer is het evenement net even anders: Vooys bestaat namelijk 40 jaar! Ter ere van deze feestelijke aangelegenheid wordt er eerst even teruggeblikt op de geschiedenis van Vooys. Hoofdredacteur Guus heeft voor de introductie speciaal een nummer uit de eerste jaargang meegenomen, dat aanzienlijk kleiner is dan het dikke jubileumnummer 40.1. Maar er wordt vooral vooruitgeblikt: na deze korte introductie gaan drie academici in gesprek over de toekomst van de letterkundige neerlandistiek.

Onder leiding van moderator Feike Dietz stellen de drie sprekers zich voor. Aafje de Roest is promovenda op het gebied van jeugdcultuur en hiphop. Ze laat een videoclip van het nummer ‘Televisie’ van de artiest Abel zien, die we met de zaal analyseren. Er blijkt voor de neerlandicus nog erg veel te ontdekken in het veld van de hiphop. De tweede spreker van de avond is promovenda Lamyk Bekius, die zich bezighoudt met het onderzoeksproject ‘track changes’. Hierbij doet ze tekstgenetisch onderzoek naar teksten die worden geschreven op de computer, waarbij ze het schrijfproces in kaart brengt. De derde spreker is Geert Buelens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Hij houdt zich onder andere bezig met Poëticaonderzoek, waarin hij probeert erachter te komen wat de schrijver drijft, en doet verder onderzoek naar environmental humanities.

Hierna kan het gesprek losbarsten. In de eerste discussie wordt besproken hoe onderzoeksmethoden in de neerlandistiek aan verandering onderhevig zijn. Veel neerlandici lijken nog altijd vrij traditionele methodes te gebruiken: zelfs Lamyk zegt met haar onderzoeksmethoden nog voor een groot deel ‘in de geschiedenis’ te staan. Toch blijken deze nog altijd goed toepasbaar op nieuwe media. Het onderzoek van Aafje de Roest is daar ook een sprekend voorbeeld van. Vanuit een brede letterkundige benadering combineert zij een discoursanalyse met een nauwe lezing van de tekst. Ze benadrukt hoe de veelzijdigheid van de neerlandistiek onderzoekers in staat stelt om onderwerpen, zoals hiphop, breed te benaderen.

Deze veelzijdigheid is echter in de laatste jaren steeds meer in het geding gekomen, meent Geert. Vakgebieden en universitaire opleidingen zijn namelijk steeds specifieker en fragmentarischer geworden: waar men vroeger ‘Nederlands’ studeerde, zijn er nu een stuk meer studies waarin ieder zijn of haar eigen niche kan bestuderen. Wie geïnteresseerd is in letterkunde, gaat bijvoorbeeld eerder literatuurwetenschap studeren, in plaats van Nederlands. Er zit wellicht ook potentie in deze verschillende niches. Het redeneren vanuit thema’s, zo concluderen de onderzoekers, kan erg nuttig zijn, wanneer men diachrone verbanden daarin kan ontdekken. Als de coronacrisis iets heeft laten zien, is het wel dat contact opzoeken met anderen over de hele wereld makkelijker is dan gedacht. De toekomst van de neerlandistiek hangt af van een goede samenwerking tussen onderzoekers.

In de tweede discussie wordt het thema ‘inclusiviteit’ aangesneden. Een thema dat velen aan het hart gaat, maar waarbij men al snel kan vervallen in clichés en abstractheden. Iedereen is het erover eens dat de neerlandistiek diverser moet, maar hoe wordt dat het beste aangepakt? Lamyk merkt dat veel schrijverscorpora nog erg wit zijn. Er wordt nog veel archiefmateriaal van schrijvers vergeten door onderzoekers. Door corpora te verbreden en archiefmateriaal van schrijvers van kleur niet links te laten liggen, kunnen al grote stappen worden gezet in het diverser maken van onderzoek. Aafje pleit voor een aanpak dichter bij de bron: structurele dekolonisering binnen het curriculum van neerlandistische opleidingen. De opleiding Nederlands is immers, volgens Geert, nog altijd een ‘witte middenklassestudie’. Scherpe opmerkingen, die het probleem van gebrek aan inclusiviteit op meerdere niveaus aantonen.

Bij een gesprek over de toekomst van de neerlandistiek kan het schoolvak Nederlands, waar leerlingen kennismaken met het vakgebied, niet uit de weg worden gegaan. De huidige staat van het schoolvak, waarbij toetsvormen efficiënt en resultaten meetbaar moeten zijn, zorgen ervoor dat de letterkunde op school sterk wordt benadeeld. Gelukkig is er hoop: universiteiten werken steeds meer samen met het middelbaar onderwijs, en door initiatieven als de Olympiade Nederlands wordt de letterkundige neerlandistiek steeds meer op de kaart gezet.

Op de vraag hoe de letterkundige neerlandistiek er over nog weer veertig jaar uitziet, is geen antwoord gevonden deze avond. Er werd dan ook niet naar het vakgebied gekeken door een glazen bol, maar met een scherpe blik en een open houding. Hoewel definitieve conclusies wellicht ontbraken aan de discussies, waren de genuanceerde toon en het open gesprek een verfrissende afwisseling op de felle retoriek die vaak aanwezig is in discussies over neerlandistiek. Over één ding kon het drietal echter zeer duidelijk zijn: op de vraag of Vooys een rol speelt in het toegankelijk op de kaart zetten van letterkundige neerlandistiek, antwoordde iedereen met een volmondig ‘ja’.

Hieronder kan je de volledige seminar nog terugluisteren!