In onze online rubriek ‘Nieuwe Buitelingen’ bespreekt een Vooys-redacteur een bijzonder literair initiatief in Nederland. Deze keer bezocht Guus van der Peet Through the eyes of immigrants in de Centrale Bibliotheek van Den Haag
In het meest recente nummer van Vooys gingen twee van onze redacteurs in gesprek met de Vlaamse auteur Annelies Verbeke, onder andere over haar liefde voor wereldliteratuur en het opvoeren van een zwart hoofdpersonage in haar bekroonde roman Dertig dagen (2015). Through the eyes of immigrants, georganiseerd door Writers Unlimited, kan als een thematisch vervolg worden beschouwd op dit interview. In de Centrale Bibliotheek van Den Haag gaat Verbeke vandaag met haar collega’s Rodaan Al Galidi en Pierre Jarawan in gesprek over het thema immigratie en de manier waarop dat in literatuur gerepresenteerd kan worden.
De avond begint met een ietwat stroeve inleiding van Fiep van Bodegom, essayist bij De Groene Amsterdammer en een van de sprekers tijdens de laatste Vooys–debatavond. Zij vervult vandaag de rol van gespreksleider. De drie auteurs zullen ieder een fragment uit hun roman voorlezen, waarna zij iets vertellen over de achtergrond van de gekozen passage. Het tweede deel van de avond staat in het kader van een breder gesprek. Zowel Van Bodegom (nu een stuk beter in haar element) als het publiek kunnen dan vragen stellen aan de drie de sprekers.
Als eerste krijgt Rodaan Al Galidi de microfoon aangereikt. De dichter en schrijver vluchtte in 1998 vanuit Irak naar Nederland. In 2011 zakte hij voor zijn inburgeringsexamen nadat hij een maand eerder de Literatuurprijs van de Europese Unie had gewonnen met zijn roman De autist en de postduif (2009). Ook zijn Engelse vertaler, Jonathan Reeder, is vanavond aanwezig. Hij leest een stuk voor uit Two Blankets, Three Sheets, de recente vertaling van Al Galidi’s Hoe ik talent voor het leven kreeg (2017).
Hierna komt Al Galidi zelf aan het woord. Hij excuseert zich voor zijn Engels, wat hij nog meerdere malen zal doen gedurende de avond. Compleet onnodig overigens; hij beheerst de taal uitstekend. Hij vertelt over zijn eerste ervaringen in Nederland. Hoe hij terecht kwam in het grootste AZC van Nederland, in Haarlem, en vervolgens werd overgeplaatst naar een kleiner gebouw in Assen, waar hij samenwoonde ‘met dertig vluchtelingen en driehonderd koeien’. Zijn eerste jaren in Nederland waren niet de gelukkigste van zijn leven. Op Van Bodegoms vraag of vluchtelingen als een soort dieren worden beschouwd antwoordt hij ontkennend: dieren worden hier namelijk best goed behandeld. Ondanks zijn nare herinneringen, wordt de toon van zijn verhaal echter nooit zwartgallig of beschuldigend. Hij benadrukt dat hij de overheid niet de schuld geeft van zijn vluchtelingenstatus; Nederland heeft de oorlog in Irak niet veroorzaakt. In zijn romans en gedichten probeert hij eenzelfde gevoel mee te geven: harde thema’s maar wel met een dikke laag humor eroverheen. Op die manier hoeven migrantenouders hun verleden niet meer zelf uit te leggen aan hun kinderen. Ze kunnen hen gewoon zijn boeken laten lezen, zegt hij lachend.
Vervolgens wordt de microfoon doorgegeven aan de Duits-Libanese auteur Pierre Jarawan. Hij draagt een fragment voor uit de Engelse vertaling van Am Ende bleiben die Zedern (2016), in het Nederlands vertaald als De zoon van de verhalenverteller (2017). Jarawans ouders, een Duitse moeder en Libanese vader, vluchtten in 1983 uit Libanon tijdens de burgeroorlog. Jarawans semi-autobiografische roman gaat over de zoektocht naar de vader, die zijn familie in Duitsland achterliet nadat hij niet in staat bleek in de Europese samenleving te aarden. De vragen die Van Bodegom stelt gaan vooral over de ontstaansgeschiedenis van de roman. Jarawan legt uit dat hij het verhaal bewust in de vorm van een thriller heeft gegoten, zodat de lezer niet wordt bedolven onder de zware thematiek. Zo wordt zijn eigen levensgeschiedenis ook een soort verhaal.
De derde en laatste spreker van de avond is de welbekende Annelies Verbeke. Ze leest een aantal pagina’s voor uit Dertig dagen, waarin de opkomst van extreemrechts en vreemdelingenhaat ter sprake komt. Van Bodegoms vragen richten zich vooral op geluk en de manier waarop dit in literatuur gerepresenteerd kan worden. Voor de trouwe Vooys-lezer zullen sommige van Verbekes antwoorden ongetwijfeld bekend voorkomen. Waar Verbeke in het interview met Vooys echter nog een zeer optimistisch wereldbeeld tentoonstelde, lijkt ze vandaag negatiever te zijn: als een mens geen innerlijke conflicten heeft, zal de sadistische buitenwereld hem alsnog neerhalen. Haar mening hierover varieert met de dag en de hormoonspiegel, legt de schrijver grappend uit.
De verschillende gespreksonderwerpen die tot nu toe voorbij zijn gekomen maken duidelijk hoe breed het thema migratie is, maar geven de avond ook iets warrigs. De levenservaringen van een Iraakse vluchteling, een man die al sinds zijn derde in Duitsland woont en een autochtone Belg hebben nou eenmaal weinig raakvlakken. De tweede helft van de avond slaagt er echter in deze afstanden te overbruggen. Van Bodegom vraagt aan het publiek of zij nog vragen hebben voor één of meerdere schrijvers, waarna voorzichtig een aantal handen de lucht in gaan.
Een van de kwesties die snel ter sprake komt is cultural appropriation: kan Verbeke als witte vrouw wel zomaar schrijven vanuit het perspectief van een zwarte man? Hierover bestaat weinig onenigheid tussen de drie sprekers: ja, dat kan. Verbeke toont zich zeer bewust dat ze zich op glad ijs begeeft door het perspectief van Dertig dagen. Toch vindt ze haar keuze gerechtvaardigd. Zolang de auteur zich genoeg verdiept in de cultuur en achtergrond van het personage – en niet direct begint over ‘de witte tanden in zijn donker gelaat’ – moet het mogelijk zijn om buiten de eigen huid te bewegen. Jarawan beaamt dit. Omdat hij zelf geen bijzonder bewogen leven heeft geleid, is hij gedwongen om de ervaringen van anderen te gebruiken voor zijn boeken. Dit moet kunnen, zo betoogt hij, maar de auteur moet ook kunnen omgaan met de kritiek als hij dit slecht uitwerkt. De situatie van Al Galidi is anders, omdat hij wel degelijk zelf gevlucht is. Toch benadrukt hij dat deze belevingen hem niet meteen een authentiekere schrijver maakt. Voor zijn poëzie heeft hij bijvoorbeeld geen levenservaring nodig, zo zegt hij zelf. Voor zijn romans wel, maar die heeft hij dan ook genoeg. ‘Elke zin is iets dat gebeurd is in mijn leven, alleen dan grappiger.’
Een lang applaus en twee gesigneerde boeken later loop ik de Haagse bibliotheek weer uit. De schrijvers zijn echter nog lang niet uitgepraat over migratie. Vorige maand verscheen van Al Galidi’s hand de roman Holland, een vervolg op Hoe ik talent voor het leven kreeg. De Toneeladaptatie van het eerste deel zal vanaf april op de planken komen. De nieuwste roman van Jarawan, Ein Lied für die Vermissten, wederom over de geschiedenis van Libanon vanuit het perspectief van een vluchteling, verscheen eerder deze maand in Duitsland. Op de Nederlandse vertaling moeten we helaas nog een maand of twee wachten. Van Verbeke verschijnt volgende week Patrick – het Kinderboek van de Maand van de Filosofie. Migratie lijkt hier op het eerste gezicht geen rol in te spelen. Ze verraadde echter ook dat ze bezig is aan een nieuwe verhalenbundel. Of migratie hierin een belangrijke rol zal spelen moet nog blijken. Ik ben in ieder geval benieuwd.