“Ik ben niet bang in herhaling te vervallen, want wat ik schrijf, wat ik zeg, voldoet niet aan literaire eisen, maar aan die van de noodzaak, aan die van het vuur.”
Lezen is heerlijk en dat mag geuit worden. Vooys laat eens in de zoveel tijd een redactielid aan het woord over het schrijfsel waarin hij of zij zich die week verdiept. Deze week: wat leest Noortje?
‘Zo schrijft Édouard Louis op een van de eerste pagina’s van zijn recentste werk, Ze hebben mijn vader vermoord (2018). Er wordt hier een duidelijke leesaanwijzing gegeven: Louis wil dat we ons focussen op de inhoud van de tekst. Het dunne boekje moet dan ook vooral opgevat worden als een aanklacht, een aanklacht tegen de politiek die zich niet ontfermt over de levens in de lagere sociale klassen. In Ze hebben mijn vader vermoord beschrijft Louis hoe hij is opgegroeid in een arm gezin op het Franse platteland. Zijn vader was alcoholist en fabrieksarbeider, heeft nooit de kans gehad om iets van het leven te kunnen zien. “[A]ls ik er vandaag over nadenk, heb ik het gevoel dat jouw bestaan een negatief bestaan is geweest; een bestaan dat jij niet wilde en dat jou niet wilde. Je hebt géén geld, je hebt níet kunnen studeren, je hebt níet kunnen reizen, je hebt je dromen níet kunnen verwezenlijken. De taal heeft bijna alleen ontkenningen om jouw leven te omschrijven.”
De moeizame relatie die hij met zijn vader had, niet in de laatste plaats omdat hij homoseksueel is, is een van de centrale thema’s in het begin van de novelle. Ook zijn moeder werd dagelijks vernederd door hem. Louis beschouwt zijn vader desondanks ook met compassie, en daarmee ook zijn homofobie, die blijkt immers vooral het product van zijn leven als arbeider dat hem de toegang tot al het andere ontzegde. Vanaf dan wordt Louis’ betoog vuriger. Zijn vader is kapotgemaakt, en niet alleen mentaal, zijn rug ging kapot aan het fabriekswerk, aan het leven dat hem opgedrongen was, totdat hij nauwelijks meer kon lopen. De politiek besloot echter om het minimuminkomen nog verder te verlagen, de uitkeringen te korten, zijn vader te dwingen toch door te werken toen hij allang niet meer kon, tot hij permanent gehandicapt werd en elke dag verging van de pijn. Louis noemt de moordenaars van zijn vader expliciet: “Holland, Vals, El Khomri, Hirsch, Sarkozy, Macron, Bertrand, Chirac. Het verhaal van je lijdensweg draagt namen. Het verhaal van je leven is het verhaal van deze mensen, die elkaar hebben opgevolgd om je klein te krijgen. Het verhaal van je lichaam is het verhaal van die namen die elkaar hebben opgevolgd om jouw lichaam te slopen. Het verhaal van jouw lichaam beschuldigt de politieke geschiedenis.” De taal van de gele hesjes-beweging in Frankrijk sijpelt er doorheen, en niet toevallig, op Twitter schaarde de schrijver zich volmondig achter hen.
Ze hebben mijn vader vermoord heeft indruk op me gemaakt. Daarnaast heeft het me ook doen inzien dat ik nog maar weinig recente literatuur heb gelezen over de geleefde werkelijkheid van klasse, waar ik juist wel veel heb gelezen over racisme en de achterstelling van vrouwen en migranten. Dat lijkt me de grootste meerwaarde van een schrijver als Édouard Louis: dat er niet alleen van bovenaf getheoretiseerd wordt over de arbeidersklasse, maar deze een eigen stem begint te krijgen’.