Vooys Leest

Lezen is heerlijk en dat mag geuit worden. Vooys laat eens in de zoveel tijd een redactielid aan het woord over het schrijfsel waarin hij of zij zich die week verdiept. Deze week: wat leest Darja?

‘Ingeborg Bachmann (1926-1973) is ‘een van de meest vooraanstaande dichters in het Duitse taalgebied’, als we het achterplat van de Nederlandse vertaling van haar verhalenbundel Het dertigste jaar (1961, vertaald door Paul Beers) moeten geloven. Ik geloof dit meteen als ik me, voordat ik begin met lezen, herinner hoe geroerd ik was toen ik voor het eerst een gedicht van haar las. Even rondvragen leert me echter dat de meesten in mijn kenniskring (die van lezen houdt!) dit niet kunnen beamen, omdat ze domweg nog nooit van haar gehoord hebben. Ik vraag me af hoe iemand als Ingeborg Bachmann in de vergetelheid terecht kan komen. Als haar taal zo wonderbaarlijk mooi is, is het dan misschien haar thematiek die achterhaald is? Om deze vraag te beantwoorden zal ik een van de wat mij betreft mooiste verhalen uit de bundel aanstippen in deze rubriek.

1
“Sommigen zeggen dat hij geschreeuwd had: Als hier nog iemand het waagt de waarheid te zeggen…! Anderen zeggen dat hij geschreeuwd had: Genoeg over de waarheid, hou op met de waarheid…! (…) Vast staat de schreeuw.” (p. 159)
In het eerste deel van het verhaal Een Wildermuth wordt beschreven hoe rechter Anton Wildermuth vadermoordenaar Josef moet berechten. Het volmaakte achterhalen van dat wat gebeurd is blijkt echter een lastige opgave. Toch wordt een poging gedaan, bijvoorbeeld door een expert in knopen, die is opgezadeld met de vraag of een specifieke knoop van de verdachte zelf, of toch van zijn buurman is. Ook de expert heeft er echter een hard hoofd in:
“‘Ik weet niet of u zich realiseert wat er, bij de huidige stand van de wetenschap, voor een betrouwbare knopenanalyse allemaal nodig is en in de overwegingen moet worden betrokken. Voor een dergelijke analyse moet men, om alleen het belangrijkste te noemen, de glans van de knoop bepalen, de aard van het oppervlak, de afstand tussen de gaten; men moet echter ook de binnenkant van de knoopsgaten fotograferen, de afstand van de gaten tot de rand meten en de diameter vaststellen.'” (p. 156)
Door deze komische precisie wordt de irrelevantie van details duidelijk, maar ook de onmacht om tot de waarheid te komen: als het doorgronden van een knoop al onmogelijk is, hoe kan dan ooit het motief van de moordenaar in woorden worden gevat? Om nog te zwijgen over zaken die de rechtszaal zouden ontstijgen.
De officier van justitie heeft echter geen boodschap aan dergelijke bezwaren en herinnert de aanwezigen aan “de ‘onmiskenbare, eenvoudige, harde feiten’.” (p. 159) Anton Wildermuth verheft zich hierop uit zijn stoel en geeft een harde schreeuw.

2
Deze schreeuw verklankt het keerpunt in Anton Wildermuths denken over waarheid, zoals blijkt uit het tweede deel van het verhaal. In dit deel wordt de levensloop van Anton beschreven. Duidelijk wordt dat Anton altijd al geobsedeerd is met de waarheid, waarover hij dacht dat “vader daarmee bedoelde dat ik ‘precies’ moest zeggen wat er gebeurd was.” (p. 161) Tegelijkertijd wordt duidelijk dat deze wijze van zoeken naar de waarheid ook wrong, omdat hij toch ook droombeelden had die ‘even welig tierden als de waarheden in het voetlicht’ (p. 165) Daarnaast begonnen hij zich steeds sterker te realiseren dat:
“Die [waarheid] (…) toch alleen maar [zou] kunnen worden uitgesproken over minieme, allerkleinste handelingsmomenten, allerkleinste gevoelsstappen, over telkens één druppel uit de gedachtenstroom. (…) Al die duizenden duizendste seconden van plezier, angst, begeerte, afschuw, rust, opwinding, die iemand doorleeft, tot welke conclusie moeten die leiden!” (p. 173-174)
Antons frustraties over de onmacht om de waarheid te zeggen, die hij in de loop van zijn leven heeft opgedaan, komen samen in de schreeuw die hij geeft tijdens de rechtzitting. Met de schreeuw erkent hij de absurditeit van de waarheid en laat hij zijn obsessie los. Hierdoor heeft hij, zoals gesuggereerd wordt in de laatste zinnen van het verhaal, eindelijk een manier gevonden om tot waarheid te kunnen komen:
“ik wil mijn toga en mijn baret afleggen, op elke plek van de wereld neerhurken, gaan liggen op gras en asfalt en de wereld beluisteren, aftasten, bekloppen, loswoelen, me in haar vastbijten en daarna met haar samenvallen, oneindig lang en helemaal – Tot mij de waarheid ten deel valt over het gras en de regen en onszelf: Een zwijgend doordrongen raken dat dwingt tot schreeuwen, tot een luide schreeuw over alle waarheden. Een waarheid waarvan niemand droomt, die niemand wil.” (p. 188)

Het moge duidelijk zijn: achterhaald is de thematiek van het verhaal Een Wildermuth geenszins. Het denken over de ‘alledaagse’ waarheid en ‘de’ waarheid is immers tijdloos. En ook de andere, allen zeer inspirerende verhalen bevatten genoeg tijdloze stof om jaren over na te kunnen denken. In deze verhalen komen onder andere thema’s als schuld, de grenzen van taal en de rol van de vrouw binnen het conventionele huwelijk naar voren. In acht nemend dat dus ook haar thematiek van het hoogste niveau is, kan ik dus niet anders dan concluderen dat ze ofwel door haar sekse, ofwel door complete willekeur in de vergetelheid terecht is gekomen. En ondanks dat de bundel, zoals het een vergeten bundel betaamt, erg moeilijk in het Nederlands te verkrijgen is (er zullen vele tweedehandsboekwinkels voor moeten worden uitgespit), zou ik dus willen zeggen: onderneemt de zoektocht en leest!’