Muziek helpt mij de winter door

Als de Top 2000 ergens goed voor is, dan is het wel om weer eens geconfronteerd te worden met muziek van Nederlandse bodem. Of het nou Danny Vera is die zingt over de achtbaan die het afgelopen jaar is geweest, of Marieke Lucas Rijneveld die een prachtige cover maakte van Boudewijn de Groots ‘Verdronken Vlinder’, de lijst der lijsten laat zien dat er hier toch heel wat meer songwriter-talent rondloopt dan we dikwijls vermoeden. Eén Nederlands nummer dat voor mij onlosmakelijk verbonden is met de laatste dagen van het jaar, ontbreekt echter vooralsnog in de lijst. ‘Oudjaar’ heet het simpelweg:

 

Oudjaar
Kan ik niet tegen
Moet ik ’s nachts huilen
Durf ik niet naar buiten

De tekst is gebaseerd op een gedicht van Jolanda Van Os. Net als de andere zes tekstschrijvers die het album telt is zij een cliënt van Stichting Dichterbij, een organisatie die zorg en ondersteuning biedt aan verstandelijk gehandicapte mensen. De timide zangstem is afkomstig van Roos Rebergen, bekend als zangeres en tekstschrijver van Roosbeef, de band waarmee zij vorig jaar haar vierde LP ‘Lucky’ uitbracht. In 2009, niet lang na de release van haar debuutalbum, besloot ze samen te werken met een andere nieuweling op de Nederlandse muziekscene: Torre Florim, frontman van rockband De Staat. Ze noemden het project ‘De Speeldoos’, naar het muziekdoosje waarop de nummers in eerste instantie werden uitgegeven.

De samenwerking creëert een vreemde polyfonie van invloeden. De teksten zijn in hun kijk op de wereld vaak onschuldig, maar daarmee nooit geheel onherkenbaar. In ‘Ik en mijn vriendin’ bijvoorbeeld, geïnspireerd op een gedicht van Marjolijn van Grinsven, zingt Rebergen hoe ze staat te wachten op een vriendin die maar niet op komt dagen: ‘Staat in mijn agenda/ en als het goed is ook in die van haar’. Muzikaal sluiten dit nummer en ‘Oudjaar’ duidelijk aan bij haar pop-werk als Roosbeef.

Heel anders is opener ‘Iemand Dood’ – waar de invloed van Florim meer naar voren komt. Muzikaal lijkt dit sterk te zijn gebaseerd op het jaren zeventig-werk van Tom Waits, met een dreunende beat en een harde gitaarsolo. In het eerste couplet beschrijft Florim staccato hoe een begrafenis eraan toegaat: ‘Snap het wel/ In kist neer leggen/ Zand uithalen/ Kuiltje maken/ Bloem op deksel leggen/ Kist begraven/ Zand opleggen/ Dat is alles’.

Het voelt vreemd om Florim eens in het Nederlands te horen zingen, inclusief een zachte g, maar zijn harde stem past perfect bij de donkere thematiek. Wanneer Rebergen binnenkomt in het tweede couplet voelt dit niet minder onwennig aan. Haar stem is altijd herkenbaar geweest, maar onder Roosbeef blijft zij meestal binnen de normale registers zingen. Hier klinkt het bijna alsof ze haar tekst gilt. Toch sluiten de vrijwel tegenovergestelde stemmen van de twee zangers perfect op elkaar aan. Als Rebergen in de tweede helft van het nummer achtergrondzang (of geschreeuw) gaat verzorgen tijdens de coupletten van Florim, blijkt duidelijk hoe goed er over de compositie van deze nummers is nagedacht.

Om eerlijk te zijn ben ik – enkele nummers daargelaten – nooit een gigantische fan geweest van Roosbeef of De Staat. Maar uiteindelijk is het juist die samenkomst van allerlei uiteenlopende invloeden, die de muziek zo goed voor me laat werken. Dat ik niet de enige was die er enthousiast van werd, bleek vier jaar later, toen Rebergen en Florim opnieuw een samenwerking uitbrachten: ‘De Tweede Speeldoos’. Wederom zes nummers met veel alledaagse observaties, bonkige muziek en Rebergen die laat horen wat zij allemaal kan doen met haar stem. Ik blijf duimen voor een derde.