‘Luchtkastelen’ van Ton Lebbink zorgt voor een lachbui

Luchtkastelen’ zorgt voor een lachbui

Deze zomer stuitte ik tijdens een online grasduinsessie op het nummer ‘Geen Mening Ja Nee’ van Ton Lebbink en tijdens de laatste dagen van het jaar ging ik nog even naar dit album terug. Hierin hoor je, voordat er vocalen bijkomen, minutenlang trage, lichtelijk onheilspellende geluiden. Op het moment dat je niet meer verwacht dat er nog een stem  gebruikt gaat worden, spreekt Ton de volgende regels uit: ‘Klaarblijkelijk wordt een dik deel der dichters gedragen door zonnebrillen/ Daar doe ik lekker niet aan mee!’ Dit kwam vrij nonsensicaal op mij over, maar ik vond het wel een grappig beeld: een dichter die andere, zonnebrildragende dichters afwijst. Watskeburt, Lagelanden? van Peter van Dyck biedt mij toelichting. Hierin lees ik dat Ton Lebbink door andere dichters met een bepaald dedain bekeken werd. In dat licht denk ik te begrijpen dat gedragen worden door zonnebrillen staat voor deze blik.

Na deze regel noemt de dichter een hele reeks landnamen op waarin ‘ja’ of ‘nee’ een lettergreep vormen, die hij vervolgens omdraait: ‘Cambodja, Cambod-nee / Japan, Nee-pan / Nepal, Ja-pal /India, Indi-nee’. Wat hij doet, is iets heel simpels, maar omdat het een erg lange opsomming vormt, krijgt het iets humoristisch. Daarbij drukt het precies uit wat Ton Lebbink volgens mij wil zeggen: je hoeft niet hoogdravend te doen, om een dichter te zijn.

Het nummer komt van de plaat Luchtkastelen uit 1981. Ik had nog nooit zoiets gehoord in de vorm van muziek en ik luisterde het volledige album terwijl ik een ommetje maakte. Het humoristische van ‘Geen Mening Ja Nee’, is terug te horen in meerdere liedjes – ik heb die wandeling meermaals hardop gelachen. Voor een ommetje is de plaat overigens erg geschikt, zij bestaat uit negen nummers die in een klein uurtje allemaal beluisterd zijn. Dat de plaat uit 1981 komt verbaast me lichtelijk. Met haar elektronische klanken klinkt de plaat namelijk nog erg modern.

Net als ‘Geen Mening Ja Nee’ wordt het nummer ‘Luchtkastelen’ voor een groot deel gevormd door opsommingen. In dit nummer bestaat de enumeratie uit samenstellingen die gevormd worden door het woord ‘lucht’ in combinatie met een ander woord: ‘Geurvreterslucht/ Lekkebandenlucht/ Scheerkoppenlucht/ Mensenlucht/ Geldlucht/ Luchtkastelen’. Dit wordt afgewisseld met de telkens terugkomende regel ‘Desalniettemin een gezin.’ Op mij komt dit over alsof Ton lichtelijk schertst met het kiezen voor het gezinsleven. Dit wordt nog eens benadrukt door de regels ‘Dwaze braven / Gouden koeien loeien uitgemolken naar de Middenstandse Zee’. Ik heb het idee dat daarmee in het nummer gesteld wordt dat je wel dwaas moet zijn om voor het normale, burgerlijke gezinsleven te kiezen.

Naast het spel met lettergrepen, spat het plezier met de taal er ook op andere manieren vanaf op deze plaat. Ton Lebbink schetst namelijk met verschillende personages die hij voorbij laat komen telkens surrealistische beelden, zoals ‘De tandarts op het booreiland heeft de zee plaatselijk verdoofd’ of ‘Vertegenwoordiger in het kleinvak – Vingerhoeden / Viel tenslotte in slaap achter het stuur / Hij kon de weg wel dromen’ maar ook hiermee is de burgerlijke, alledaagse wereld nooit ver weg.

Vol enthousiasme laat ik het album aan meerdere vrienden horen die net als ik nooit van Ton Lebbink gehoord hebben. Net als ik kunnen ze genieten van de humor van de plaat, de surrealistische beelden en de energie die van de plaat afstraalt. Ik raad het dan ook iedereen aan om een beschermingslaag om de donkere januarimaand te leggen door hiernaar te luisteren.

 

Lisa Wijker