’10 op een ezel’ van Mohammed Benzakour

“Want ja, het volksgeloof nestelt zich dieper bij het instinct dan bij wetenschappelijke kennis – zeker als de nood aan de man is” (25).

Lezen is heerlijk en dat mag geuit worden. Vooys laat eens in de zoveel tijd een redactielid aan het woord over het schrijfsel waarin hij of zij zich die week verdiept. Deze week: wat leest Zaza?

“In Tien op een ezel neemt Mohammed Benzakour de lezer mee in de Berberse taal, en specifiek in het Tarifitdialect, een van de drie hoofddialecten van het Berbers. Hij beschrijft verschillende Berberse spreekwoorden en hun betekenissen, en gaat daarbij ook in op taalkundige aspecten en de etymologie achter woorden. De bespreking van de spreekwoorden wordt afgewisseld met anekdotes over Benzakours jeugd in Marokko, verhalen over de Berberse geschiedenis en zijn ervaringen in Nederland.

Vanuit mijn stage bij de Nederlandse Volksverhalenbank vind ik dit boek extra leuk en interessant. Waar ik daar leerde over de verhalen die mensen zelf vertellen in het Nederlandse taalgebied, geeft dit boek een kijkje in de volksverhalen van Marokko. Hierbij zijn zowel verschillen als overeenkomsten te zien. Zo luidt een Berbers spreekwoord “Isar Iserman dhi rebHa”, vrij vertaald “Hij koopt vis in de zee” (42). Het idee hierbij is dat je geen vis moet kopen terwijl deze nog in de zee zwemt; eerst zien, dan geloven. Het Nederlandse equivalent hierbij is uiteraard dat je de huid van de beer niet moet verkopen voordat hij gevangen of geschoten is. Beide spreekwoorden hebben in feite dezelfde betekenis, maar gebruiken wel een ander dier om deze betekenis duidelijk mee te maken.

Benzakour gebruikt überhaupt veel dieren in zijn boek. Zo zijn er hoofdstukken over de slang en de jakhals, de vis en de zee, en bijvoorbeeld katten, honden en paarden. De meeste spreekwoorden zijn ook terug te voeren op de huiselijke omgeving en de (gevaarlijke) natuur eromheen. Leuk om te zien is hierbij is dat bijvoorbeeld Nederlandse en Berberse spreekwoorden niet alleen verschillen in de gebruikte dieren, maar dat de dieren of gebruikte woorden ook specifiek aan de culturele omgeving gelinkt zijn. Zo bespreekt Benzakour het volgende spreekwoord: “Ze bereidde couscous voordat de kip er was”, wat hij zelf sterk verbindt met de Marokkaanse couleur locale (13).

Deze opbouw en afwisseling van korte verhalen, geschiedenis en spreekwoorden bieden een klein inkijkje in Benzakours leven en de geschiedenis van zijn geboortegrond. Daarnaast maken de korte verhalen en hoofdstukken het een fijn boek om zomaar even op te pakken en weer weg te leggen; in drukke tijden ideaal als je niet de tijd hebt je in een dikke roman te verdiepen. De illustraties zijn daarbij een mooie afwisseling van de verhalen en een toevoeging op de spreekwoorden. Voor wie geïnteresseerd is in taal en cultuur (welke Vooyslezer nou niet 😉 ) zeker aan te raden!”